En het kind dan…

En het kind dan

 

Ik groeide op zonder mijn biologische vader. En heb daarom moeite met vrouwen die zwanger worden via een anonieme donor.

 

 

Ik was vier toen ik hoorde dat mijn vader mijn vader niet was.

Ik reageerde nauwelijks  toen mijn moeder me dit nieuws bracht.  Ze vertelde dat zij en mijn vader -die plotseling mijn stiefvader bleek-, heel veel van me hielden. Maar dat ik een andere pappie had.

Zo, die zat. Ergens moet ik beseft hebben dat de consequenties van deze mededeling verstrekkend waren,  en ik had geen idee wat ik ermee aan moest.

Ik vond dat ik een lieve vader had. Zo eentje die nooit boos wordt. Die minder streng was dan mijn moeder, eigenlijk vond hij alles wel goed. Hij bracht me naar school,  nam me op schoot en was vooral geduldig. Als onze hond loops was en er veel aanbidders in de tuin lagen, liet hij ze stiekem –van mijn moeder mocht zoiets absoluut niet- in de keuken als ze nat en koud waren van het lange vergeefse wachten. Dan kregen ze te eten en te drinken en mochten ze even warm worden. Hij is zelfs een keertje frikandellen voor ze gaan halen bij een snackbar, hij vond het wel grappig al die hunkerende beesten. Mijn vader hoorde bij mij en ik bij hem.  Het laatste wat ik wilde was een andere vader.

Waarschijnlijk heb ik daarom meteen besloten de kennisgeving van mijn moeder als nooit gedaan te beschouwen. Ik wilde het er niet meer over hebben. Heel voorzichtig probeerden mijn ouders dit gevoelige onderwerp af en toe ter sprake te brengen, maar ver kwamen ze niet. Ik reageerde afwerend en liep weg. Een vriendin van mijn moeder die psychologe was, had haar aangeraden me zo jong mogelijk op de hoogte te brengen van het feit dat ik een vader had die in Canada woonde. Kennelijk is het beter dat je wereld instort als je nog een kleuter bent dan wanneer je op de middelbare school zit of volwassen bent.  Daar zit wel een gedachte achter.  Als zo’n geheim te lang wordt verzwegen, zeggen psychologen nu nog steeds, is de kans groot dat een kind zich verraden voelt en moeite heeft om volwassenen ooit nog te vertrouwen.  Een kind voelt vaak feilloos aan dat er iets niet klopt als er ontwijkende antwoorden worden gegeven op vragen als ‘Waarom lijk ik niet op jou?’ En het ergste is als een kind het nieuws van iemand anders hoort.

Misschien hoopte mijn moeder dat het verwerken van de nieuwe situatie gewoon een kwestie was van even door de zure appel heenbijten want ze liet de kwestie na een tijdje met rust. Maar zo simpel lag het niet bleek in de jaren die volgden. Want ook al sprak ik er niet over, in mijn kleine bedje lag ik er ’s avonds wel aan te denken. Eerst hoopte ik dat het misschien toch niet waar was, daarna was ik jaren bang dat mijn moeder als ze me instopte zou zeggen dat ze eigenlijk ook mijn moeder niet was, en naarmate ik ouder werd, werd ik steeds nieuwsgieriger naar de man die mijn echte vader was en waar ik ook op zou moeten lijken. Niet alleen uiterlijk maar ook innerlijk. Was hij net zo ongeduldig? Deelden we hetzelfde gevoel voor humor? Had ik die stemmingswisselingen van hem? Ik herinner me niet dat ik het onderwerp ‘echte vader’ met mijn vriendinnen besprak, misschien schaamde ik me een beetje.  Mijn vrienden kwamen uit normale gezinnen –dacht ik toen- en  hadden allemaal hun eigen vader en moeder. Ik wilde niet uit de toon vallen.

Ik leidde een leuk leven maar de kwestie van die biologische vader speelde altijd op de achtergrond. Het was geen drama, maar ‘t ging wel diep. Mijn gevoelens erover waren vaak tegenstrijdig. Ik voelde me binnen ons gezin –op mijn derde had ik een broertje gekregen- soms een buitenbeentje, ik hoorde er niet helemaal bij vond ik zelf. De wetenschap een andere vader te hebben die ik helemaal niet kende, heeft me altijd een onzeker en soms ook eenzaam gevoel gegeven. Mijn broertje peperde me dit feit als hij me wilde pesten wel eens in. Dan wees hij me er –met een glimlach van oor tot oor- fijntjes op dat zijn vader lekker puh niet mijn vader was. Hij had geen idee hoe hij met zo’n opmerking in mijn ziel sneed. Meestal begon ik te huilen en als mijn ouders het in de gaten hadden, kreeg broerlief op z’n kop. ‘Hoe kan je zoiets nou zeggen’, riep mijn moeder zenuwachtig, ‘Kijk nou hoe je haar van streek brengt!’

Tegelijkertijd vond ik het wel bijzonder zo’n vader die in Canada woonde, advocaat was en misschien wel heel interessant en rijk.  Als ik thuis ruzie had, fantaseerde ik over de vader die ik altijd nog achter de hand had voor in slechtere tijden. Ik had in die dagen geen contact met hem. Toen mijn ouders –ik was veertien- gingen scheiden wilde ik niets liever dan hem leren kennen.

 

De meeste kinderen in een situatie als de mijne hebben de behoefte om hun biologische ouders te leren kennen.  Dat verlangen is volgens mij een natuurlijke drift.  Kijk maar naar alle tv programma’s  zoals Spoorloos en Dna onbekend waarin talloze mensen voorbij komen die maar één dingen willen weten: waar kom ik vandaan? Kennelijk raakt die vraag bij de toeschouwers ook een snaar, anders zouden er niet zoveel, rond de twee miljoen,  mensen naar kijken.

Met al die moderne technieken zoals  zaad- of eiceldonatie zal in de toekomst steeds vaker voorkomen dat je als kind niet eens mág weten wie je vader of moeder is.  Want in de meeste landen zijn donoren anoniem. Als je maar gewenst bent, wordt er dan geroepen. Liefde van de ouders –biologisch of niet-, daar gaat het om. Waarom zou je je druk maken om zoiets futiels als genen?

Laatst zat ik tijdens een etentje naast Emma,  een opgewekte, jonge vrouw die op het punt stond te bevallen. Ze zat wat onderuit om haar buik wat ruimte te gunnen en had haar gezwollen voeten in felrode Birckenstocks gestoken. Ongevraagd vertelde ze dat ze haar zoon of dochter alleen ging opvoeden. Haar kind was verwekt in een Brusselse kliniek met zaad van een anonieme spermadonor. Ze had geen idee wie de man in kwestie was, of ie bijvoorbeeld een opgeruimd karakter had, of een beetje humor,  een behoorlijk iq, bruine ogen of  een kuiltje in zijn kin. Haar ‘kinderwens’ was zo sterk zei ze, dat ze ieder drupje sperma dat haar was gegund werkelijk als een Godsgeschenk zag. In Brussel was ze niet de enige die dolgelukkig werd van een paar zaadcellen. De wachtkamer van de kliniek  zat vol vrouwen die hoopten na de behandeling zwanger naar buiten te lopen. Sommigen kwamen voor een eicel, anderen gaven net als Emma de voorkeur aan wat zaad. Wat ze zou zeggen als het moment aanbrak dat de kleine nakomeling vragen ging stellen over zijn verwekker hield haar niet bezig. Voorlopig concentreerde ze zich op de geboorte en de periode erna. Ze zou vader en moeder tegelijk zijn voor dit oh zo gewenste kind.  Ze vertelde dat mensen regelmatig een opmerking maakten over het feit dat ze deze onderneming in haar eentje deed. Of dat niet te zwaar was. Of te ingewikkeld. Ik stelde haar –ouder en wijzer- gerust, zei dat als ze dit zo graag wilde, het allemaal goed zou komen. In werkelijkheid had ik haar wel willen toeschreeuwen: Heerlijk Emma die vurige kinderwens van je, maar hou je eigenlijk wel rekening met je kind? Heb je wel nagedacht over de vraag of het leuk is om zonder vader op te groeien? Is het eerlijk dat hij of zij nooit zal kunnen weten wie de biologische vader is? Maar Emma zag er kwetsbaar en moe uit en het leek me niet zinvol om in het restaurant waar we zaten een scene te trappen.

Hoezeer ik iedereen dit kindergeluk ook gun, verbaas ik me erover dat er zo weinig wordt gedacht vanuit het perspectief van het kind. In het veelbekeken televisieprogramma Draagmoeder Gezocht deed zelfs een vrouw mee die al drie gezonde kinderen had, maar per se een vierde wilde.  Dat ging niet meer omdat haar baarmoeder was weggehaald. Geen nood, samen met haar man reisde ze af naar het Letse Riga om via een draagmoeder haar geluk compleet te maken. Een moeder die graag kinderen wil maar ze zonder een donor niet kan krijgen, moet worden geholpen omdat ze zielig is.  De vraag of je het kind misschien ergens mee opzadelt, wordt niet gesteld.

Behalve in Nederland. De beslissing in 2004 dat anoniem zaad geven niet langer mocht, was een politieke.  Kinderen, zo vonden de Tweede Kamerleden, hebben het recht om te weten wie hun biologische ouders zijn. Met als gevolg dat ziekenhuizen wanhopig op zoek moesten naar zaaddonoren. Want wie wilde dat nu nog doen? Vroeger vonden studenten het wel een grappige bijverdienste. Maar met deze nieuwe wet kregen mannen de rillingen bij het idee dat er ineens een kind op de stoep zou staan die wilde weten wie zijn vader was, zoals zo ontroerend en geestig verfilmd is in de recente film The Kids Are All Right. Een lesbisch stel, Julianne Moore en Annette Bening hebben respectievelijk een zoon en een dochter van dezelfde spermadonor. Als de kinderen in hun puberjaren stiekem op zoek gaan naar hun biologische vader, ze hem vinden en het gezin binnen halen, blijkt hij een soort Paard van Troje. De relaties binnen het gezin worden door zijn komst volkomen overhoop gehaald, zeker als hij ook nog eens een gepassioneerde relatie krijgt met een van de moeders.

 

Om toch aan een baby te komen, reizen talloze vrouwen uit Nederland dagelijks ver over de landsgrenzen om wat zaad of een eicel te scoren. Spanje, België, Tsjechië, Rusland, je kunt op heel veel plaatsen terecht. Het is inmiddels big business geworden. Sinds de invriezingstechniek goed functioneert kun je ook makkelijk aan spiksplinternieuwe eicel komen. Van wie die is, kom je nooit te weten.  In Valencia is een commerciële vruchtbaarheidskliniek met een eicelbank die de afgelopen jaren zo is gegroeid dat er nu honderdduizend eicellen in alle soorten en maten in zitten.  De kliniek doet vooraf onderzoek naar de donoren, de vrouwen moeten in ieder geval jong  zijn. En gezond. En ze mogen geen erfelijke ziektes hebben. De vrouwen die geschikt worden bevonden, krijgen een hormoonbehandeling voor de eitjes worden weggehaald. Ze verdienen er duizend euro mee.

De verworven eicel wordt vervolgens bevrucht met wat zaad van de echtgenoot van de toekomstige moeder en klaar is kees. Het is een wonder zeggen gynaecologen, dat het lichaam van de vrouw zo’n vreemde eicel niet afstoot.

Een kennis van me maakte ook de tocht naar die mooie Spaanse kustplaats, ze wilde dolgraag nog een tweede kindje en dat lukte maar niet. Ook niet na een aantal ivf pogingen in Nederland en België. Valencia bracht uitkomst. Ze kreeg een prachtige zoon, haar tweede, die nooit zal weten wie zijn biologische moeder is. De draagmoeder bij wie de jongen zal opgroeien, is een geweldige vrouw en heeft ze ook nog eens een hele aardige man, een warm en liefdevol nest dus. Wat kan je je als baby nog meer wensen?

 

Mijn echte vader trouwde mijn moeder tientallen jaren geleden in het stadhuis in Hilversum en ging toen terug naar Canada om zijn studie af te maken. Mijn moeder kreeg mij in haar eentje, ervan uitgaand uit dat haar man zich weer snel bij haar zou voegen. Maar hij is nooit meer teruggeweest.

Op mijn veertiende schreef ik hem een brief waarin ik mijzelf aanprees als een leuke dochter die heus de moeite waard was. Af en toe belde hij en ik geef eerlijk toe dat die gesprekken niet altijd makkelijk liepen, ik wist eigenlijk niet goed wist wat ik tegen hem moest zeggen. Dat het goed op school ging en dat ik nog beter mijn best zou doen.  Want wat kende ik hem nou?

Aan het eind van mijn pubertijd was het eindelijk zover. Mijn vader kwam naar Nederland om me op te zoeken. ’s Morgens in alle vroegte stond ik doodzenuwachtig met mijn moeder op Schiphol. Ik ontmoette een lange, slanke man met een baard die mijn vader bleek te zijn. In werkelijkheid was hij een vreemde. We begroetten elkaar vriendelijk en namen hem mee naar zijn hotel in Amsterdam. Als ik nerveus ben, frommel ik met stukje stof, liefst katoen of zijde. Het is een hoorbare handeling die in ons gezin ‘putten’ werd genoemd. Mijn vader keek me ongelovig aan toen hij het zag: hij deed precies hetzelfde vertelde hij. Toeval of genen? Geen idee. Maar raar was het.

Ik zag dat ik op hem leek, de vorm van ons gezicht, de lach, de handen. Ik merkte ook hoe moeilijk hij was en eigenlijk vond ik hem ook niet zo erg aardig. Al durfde ik dat toen niet te denken, laat staan hardop te zeggen. Het ergste moment kwam toen hij mijn (stief) vader ging ontmoeten en hem bedankte voor de toegewijde manier waarop hij mij had opgevoed. Die vond het allemaal wel grappig en ging meteen zijn vrouw (niet mijn moeder want ook zij waren inmiddels gescheiden) bellen om verslag te doen van deze bizarre bijeenkomst. Ik had het gevoel dat ik een beetje voor spek en bonen meedeed en kon beide vaders op dat moment wel wurgen.

Na een week in Nederland te zijn geweest, ging mijn vader terug naar Canada. Ik heb hem daarna nooit meer gezien. Toch ben ik nog altijd heel blij dat ik hem hem leren kennen. Ook al was zijn bezoek moeilijk en soms zelfs pijnlijk. Ik wist nu tenminste wie hij was. Het was meteen afgelopen met mijn fantasieën over een vader die me zou steunen of redden. Dat zat er niet in wist ik nu en ik kon doorgaan met mijn leven.