‘We hebben dappere ziekenhuizen en dappere dokters nodig’
INTERVIEW Hij voelt zich nog steeds CDA’er – al moet die C dan wel nieuw leven worden ingeblazen. Maar Ab Klink is vooral bezig met de gezondheidszorg. “Heel concreet: meer tijd voor de patiënt.”
-
Patiënten denken bij een ingreep vaak: baat het niet, het schaadt ook niet. Maar dat is niet het geval
Ab Klink oogt ontspannen aan de vooravond van zijn oratie over de toekomst van de gezondheidszorg. Naast zijn baan als consultant is hij nu twee dagen per week hoogleraar aan de VU: “Een prachtige combinatie.”
In 2007 werd hij minister van Volksgezondheid, een post die hij graag langer had willen vervullen, maar in 2010 viel het kabinet. Klink werd – tot zijn eigen verbazing – het boegbeeld van het verzet binnen het CDA tegen een kabinet met steun van Wilders. “Don’t do it”, riep hij op het partijcongres oktober 2010. Het CDA luisterde niet naar Klink, die tot dan werd gezien als een van de belangrijkste ‘denkers’ van de partij. Als directeur van het wetenschappelijk bureau schreef hij in de jaren voorafgaand aan zijn ministerschap mee aan menig verkiezingsprogramma.
Hebt u nog veel contact met het CDA?
“Niet met de partij, wel met een aantal CDA’ers. Ik spreek Ernst Hirsch-Ballin veel, voormalig senator Ron van de Beeten en Kathleen Ferrier natuurlijk. En ik heb contact met Leen la Rivière, de CDA-vice-voorzitter in Rotterdam. Hij publiceert interessante stukken over de C binnen het CDA.”
In hoeverre speelt die C op dit moment?
“Ik zie dat ermee wordt geworsteld. Maar het zou dom zijn om afstand van het christelijk gedachtengoed te nemen. Ik zie de waardering ervoor en het besef dat wij gestempeld zijn als een christelijke cultuur de laatste tijd toenemen bij wetenschappers en denkers. Tegelijkertijd merk ik dat sommigen binnen het CDA er juist voor wegkruipen. Dat moeten we niet doen. Natuurlijk, die C moet nieuw leven in worden geblazen, maar niet in de moralistische zin, zo van: wij weten wat goed is voor anderen en voor het land. Integendeel.”
Hoe dan wel?
“Het gaat in het geloof om het individu en om de dilemma’s waarmee hij iedere dag opnieuw worstelt. Dat besef is belangrijker dan welke regel ook. Zoals Nico ter Linden de verhalen van het Nieuwe Testament weer naar boven tilt, daar kunnen we van leren.”
Klink aarzelt even: “Bijna tussen de regels door van het Oude Testament en ook in het Nieuwe Testament zie je noties die hartstikke modern zijn: solidariteit, begaan zijn met anderen. Het belang van vrijheid mag sterker worden benadrukt, je niet beknot voelen, dat kan in discussies met de islam een belangrijke rol spelen.”
Voelt u zich nog CDA’er?
“Langs die lijnen wel, maar als die C zou wegvallen zou ik me er niet meer thuis voelen. En niet uit bekeringsijver, helemaal niet, of uit moreel rigorisme, maar omdat religie zoveel oog heeft voor de tweestrijd waarin mensen verkeren. Dat vind ik belangrijk.”
Is uw boosheid op het CDA verdwenen?
“Ik ben eigenlijk nooit heel boos geweest. Echt niet. Ik wilde gewoon niet meedoen aan een kabinet met zo’n gedoogconstructie.”
Had u geen triomfantelijk gevoel toen het kabinet viel? U kreeg tenslotte gelijk.
“Ik vind wel dat het CDA een geloofwaardigheidsprobleem heeft. Dat voelde ik twee jaar geleden aankomen, al begon het als een vaag sentiment. Door lang en diep na te denken, begreep ik steeds beter hoe het zat. Want hoe geloofwaardig kun je nog opereren als je optrekt met iemand die jouw geloofwaardigheid voortdurend in twijfel trekt? Leers bijvoorbeeld zei laatst dat hij in Europa geen voet aan de grond kreeg op het gebied van migratie door de samenwerking met de PVV. Men wantrouwde zijn intenties. Op dat gevaar probeerde ik tijdens de formatie al te wijzen.”
Tijd zal de meeste wonden helen, vermoedt Klink. Het CDA moet beseffen dat het niet onmisbaar is, een lesje in bescheidenheid kan louterend werken. Dat en de opkomst van een nieuwe generatie – hij noemt de naam van Leonard Geluk , oud-wethouder in Rotterdam – zal de partij er weer bovenop moeten helpen.
We zitten op de vijfde verdieping van het kantoor van Booz&Co, het internationale consultancybureau waar Klink binnenkort partner wordt. Het vergaderzaaltje in Amsterdam-Zuid biedt uitzicht op het Hilton-hotel en in de verte zie je het statige Rijksmuseum liggen.
Na het debacle met de PVV was de toekomst van de oud-minister enkele maanden ongewis.
Jarenlang was hij in Den Haag werkzaam geweest, nu moest hij ineens de ‘gewone’ wereld in. Klink wist één ding zeker: hij wilde door met de gezondheidszorg.
Wat fascineert u daarin zo?
“Het is een wereldwijd probleem, dat merkte ik goed toen ik als minister door Amerika reisde. De kosten zijn enorm en de beheersbaarheid is moeilijk. Ik vind die complexiteit interessant, terwijl het tegelijkertijd over mensen van vlees en bloed gaat. Over mijn zus met haar diabetes en over mijn vader met zijn hartfalen. Mijn ambitie is om de zorg beter te maken, dat wil ik dolgraag. Hier kan ik mijn filosofie uitdragen.”
Afgelopen augustus presenteerde Booz&Co het rapport ‘Kwaliteit als medicijn’, waarin Klink onder andere wijst op de noodzaak om het aantal medische ingrepen te verminderen; dat zou niet alleen goedkoper zijn, het zou ook de kwaliteit van de gezondheidszorg ten goede komen.
De landelijke artsenfederatie KNMG reageerde kritisch op het rapport; de analyse herkende ze, maar ze miste een oplossing. De politiek oordeelde juist positief. “Dit ondersteunt onze visie”, vond PvdA-leider Samsom.
Klink: “Ik heb de voorzitter van de KNMG, Arie Kruseman, onlangs gesproken en hij zei dat hij veel uit het rapport omarmt.” Klink geeft een voorbeeld van een overbodige, zelfs contraproductieve behandeling. “Bij het Erasmus MC bleek dat bepaalde maagzuurremmers een negatief effect hadden op de chemokuur. Patiënten werden er zieker van. Het gevolg van slechte zorg kan zijn dat er nog meer zorg nodig is en dat is duur. Voor de patiënt is dat bovendien heel naar en soms zelfs fataal.”
Wat noemt u onnodige zorg?
“Stel, je komt bij de arts met een slechte heup of knie. Er zijn artsen die in bijna alle gevallen een prothese adviseren. Terwijl dat lang niet altijd de beste oplossing is. Als een arts de tijd neemt en de patiënt goed informeert over de voor- en nadelen van een kunstknie of -heup, kiest de patiënt minder snel voor een prothese; dat leert de praktijk.”
Wie bepaalt of en wanneer een behandeling overbodig is?
“In het model dat mij voor ogen staat, is dat de goed geïnformeerde patiënt. De arts levert daar een bijdrage aan, je kan zoiets niet helemaal aan de patiënt overlaten.”
Willen patiënten niet liever dat een dokter ingrijpt?
“Nee, dat is niet zo. Als de dokter uitlegt: ‘Ik kan u opereren, maar er zijn ook nadelen aan verbonden, u trekt een enorme jas uit als u wordt geopereerd en de revalidatie zal lang duren’, dan kiezen mensen er soms voor om de oude heup toch maar te houden. Amerikaans onderzoek wijst uit dat het aantal heup- en knievervangingen met twintig tot dertig procent terugloopt na goed overleg tussen arts en patiënt.”
In hoeverre speelt bij patiënten de gedachte dat het leven maakbaar is een rol in hun wens te worden geopereerd?
“De verwachtingen zijn hooggespannen, dat is waar. En patiënten denken bij een ingreep vaak: baat het niet, het schaadt ook niet. Maar dat is niet het geval. De enige die dat overtuigend kan overbrengen, is de specialist.”
Hoe kan het dan dat het aantal medische ingrepen zo uit de hand gelopen is?
“Omdat de artsen onvoldoende tijd hebben om gesprekken met patiënten te voeren. Ze krijgen geld voor het verrichten van een handeling, niet voor het voeren van een gesprek. Er wordt betaald voor productie, maar niet voor kwaliteit. Tijdens mijn ministerschap realiseerde ik me steeds beter hoe het werkte. Tijdens een werkbezoek aan een apotheek in Almere vertelde de apotheker hoeveel tijd hij stak in het begeleiden van patiënten. Als ze vijf of zes medicijnen tegelijk slikten, ging hij nauwkeurig kijken of die pillen niet tegen elkaar in werkten. Hij lette er ook op dat zijn klanten hun pillen bleven slikken. Dat is belangrijk, want therapietrouw levert minder ziekenhuisopnames op en dus minder kosten. Maar deze toegewijde apotheker werd alleen betaald voor het overhandigen van een doosje en niet voor de voorlichting die hij gaf. Ik realiseerde me hoe scheef dat was en ik vond dat dat moest veranderen, en daar heb ik meteen een begin mee gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat een goede begeleiding door de apotheker op den duur tot een daling van de kosten zal leiden.”
Nu zijn rapport is verschenen, wil Klink het gevecht aangaan met het systeem. Verzekeraars en ziekenhuizen moeten anders gaan werken. Voor ziekenhuizen heeft dat enorme consequenties, want als het aantal behandelingen daalt, krijgen ze minder inkomsten. “Dan moet je niet een Mexicaanse grieppoli of zoiets gaan openen om de omzet op peil te houden. Marcel Levi, bestuursvoorzitter van het AMC, noemt dat ‘onzinzorg’.”
Gaat het u vooral om de kosten?
“Nee. Heel concreet betekent de nieuwe werkwijze: meer tijd voor de patiënt. Die tijd moet ook worden vergoed. Het verhogen van het eigen risico, waar het kabinet nu waarschijnlijk mee komt, is dan volgens mij helemaal niet nodig. We hebben dappere ziekenhuizen nodig en dappere specialisten. Ik denk werkelijk dat je door de kwaliteit te verbeteren ook de kosten van de zorg in de hand kunt houden. Veel artsen willen op die manier werken, zij zouden de wind in de rug moeten krijgen. Ziekenhuizen en verzekeraars zouden hun de ruimte moeten geven.”
Hoe dan?
“Verzekeraars zouden ziekenhuizen die bereid zijn minder verrichtingen te doen meer budget moeten geven en dat geld moeten weghalen bij andere die juist voor productie gaan. Tijdens mijn reis door de Verenigde Staten bezocht ik het beste ziekenhuis ter wereld, de Mayo-kliniek. De directeur schetste zijn dilemma: hij draaide minder omzet dan het ziekenhuis honderd kilometer verderop, omdat hij minder verrichtingen deed. Maar dit was wel het topziekenhuis. Wilde hij zo doorgaan? Of toch meer opereren en dus meer verdienen? Dat probleem kunnen verzekeraars doorbreken door minder samen te werken met een ziekenhuis waar productie belangrijk is.”
Leidt dat dan niet tot conflicten tussen ziekenhuizen onderling?
“Sommige ziekenhuizen zullen het niet leuk vinden, nee. Maar ja, dan moeten ze maar veranderen. Door die fase zullen we heen moeten.”
Klink hoopt dat er iets van zijn analyse in het regeerakkoord terug te vinden zal zijn. “Als dit niet gebeurt, zie ik dat als een gemiste kans. Iedereen vraagt zich af hoe we uit de pendelbeweging komen: budgettering of marktwerking. Eigenlijk zijn we op zoek naar de derde weg. Het oude schisma van budgetteren – en dus wachtlijsten – of pure marktwerking – en dus te veel ingrepen – leidt alleen maar tot doodlopende wegen.”
Zijn er al ziekenhuizen die willen gaan werken zoals u voorstelt?
“We sporen verzekeraars en ziekenhuizen aan om dit uit te voeren. Er zijn ziekenhuizen die graag willen meedoen, zoals het AMC in Amsterdam.”
“Marcel Levi, die meeschreef aan het rapport, is een dappere dokter die de noodzaak ervan inziet om het roer om te gooien. Drie specialismen in het AMC zullen, gesteund door de verzekeraar, in de toekomst op de nieuwe manier gaan werken. Ik ben ervan overtuigd dat andere ziekenhuizen zullen volgen.